C.E.T. en preventie

Triage

Verwijsondersteuning via triagetools

Wat is triage?

Triage gaat over het bepalen van de urgentie bij een hulpvraag. Er wordt gekeken naar wat de ernst is, wat prioriteit heeft en hoeveel tijd de zorg rondom deze vraag kost. Triage heeft als doel dat wachttijden zo kort mogelijk blijven en dat een patiënt de juiste zorg op het juiste moment krijgt bij de juiste hulpverlener.

Bij bijvoorbeeld de GGZ-vragen binnen een huisartsenpraktijk zien we zowel patiënten met weinig tot geen klachten als patiënten met zware psychische klachten of psychiatrische problematiek. Met lichte klachten komen patiënten meestal terecht bij de praktijkondersteuner GGZ (POH-GGZ). Wanneer de klachten zwaarder zijn, kan de patiënt worden doorverwezen naar een geschikte specialist.

Triagetools voor ondersteuning in verwijzing

Een triagetool kan met behulp van een vragenlijst een advies geven. De uitslag hiervan geeft inzicht in de klacht(en), opgebouwd aan de hand van verwijscriteria (lees hieronder meer hierover). Het gebruik van een triagetool biedt verschillende voordelen:

  • Via een triagetool wordt een breed spectrum bekeken. Dit kan een huisarts en/of POH-GGZ helpen om verborgen klachten uit te sluiten.
  • De tool kan voor de patiënt inzicht en uitleg bieden.
  • Door gebruik te maken van een triagetool is een verwijzing correct, ook qua mee te sturen informatie
  • Door de correcte verwijzing en (extra) informatie kan in veel gevallen het eerste gesprek goeddeels worden overgeslagen.
Verwijscriteria GGZ

Doorverwijzen gebeurt tegenwoordig vaak aan de hand van criteria. Voor de GGZ-partner is het vaak al verplicht dat de huisarts bij verwijzen minstens één van de volgende (verwijs)criteria aantoont:

  • Er moet een vermoeden zijn van een DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) benoemde stoornis.
  • Niet alle patiënten met een vermoeden van een DSM-benoemde stoornis moeten verplicht worden doorverwezen. Soms kunnen zij ook goed door de huisarts en POH-GGZ begeleid of behandeld worden. De hulpvraag gaat niet altijd over de reeds bestaande klacht, maar over een nieuw probleem. Denk bijvoorbeeld aan een rouwprobleem bij een patiënt die reeds bekend is met een eetstoornis (en daar mogelijk al voor wordt behandeld). In dat geval wordt niet de eetstoornis, maar de rouw als hulpvraag aangemerkt en aangepakt.
  • Er is sprake van complexiteit (dus bijvoorbeeld meerdere klachten / co-morbiditeit).
  • De ernst van de problematiek is hoog.
  • De patiënt vormt een risico voor zichzelf en/of de omgeving.
  • Beloop van klachten is langdurig en/of instabiel.